Het is nog voor openingstijd van onze winkel als de eerste klant voor de deur staat. “Hebben jullie nog eieren? Bij de supermarkt is alles uitverkocht.” Ik knik en begroet een echtpaar dat wat zoekend rondkijkt. “Hebben jullie hier aardappels? Er is nergens meer iets te vinden.”
Half lachend, half beduusd zie ik op het erf nog meer klanten arriveren. De hamstertaferelen van de televisie waren me bekend, maar zouden ze nu ook de boerderijwinkel komen leegkopen? Net nu mijn collega had afgebeld vanwege een verkoudheid. Help.
Zelf had ik nog niet zo’n haast gemaakt met het hamsteren. Ik vond het wat bizar. Bovendien ben je als boerin altijd verzekerd van verse melk, yoghurt, kaas en vlees. “En toiletpapier hebben we ook niet nodig”, had collega Wendela gekscherend gezegd. “Het gras is lang genoeg.”
In plaats van een praatje over het weer gaat het in de winkel nu de hele dag over Corona. Over de paniek, de gekte, de feiten. Ondertussen wordt de stapel eieren steeds kleiner, gaat het vlees als warme broodjes over de toonbank en draait de vacumeermachine van de kaas overuren. Wat een dag, wat een tijd. Bizar.